zaterdag 30 april 2011

Terugblik Pico, de eerste tocht

Op 2 mei 2010 maken we onze eerste tocht op de Atlantische Oceaan vanuit het haventje van Lajes do Pico. Om 9 uur 's ochtends verzamelen we met nog een paar andere toeristen voor de deur van Espaco Talassa. Eerst krijgen we binnen een "briefing" van een biologe van het centrum over de geschiedenis van de walvisjacht op Pico, over de veel voorkomende soorten en vooral over het leven van de potvissen voor de kust. 
Ook krijgen we een korte uitleg over de tocht zelf. We zullen drie uur het water op gaan. Als de RIB snel vaart moet iedereen op zijn kont blijven zitten. Als er een probleem is, je hand opsteken en als de RIB stil ligt mag je rondlopen. Kotsen mag links en rechts van de boot en een toilet is er alleen voor noodgevallen; over rand aan de achterkant....


Tijdens de tochten zit de zoon van de eerder genoemde "look-out" João Vigia in zijn toren. De kennis van het walvissen spotten is namelijk over gegaan van vader op zoon, zoals dit al eeuwen gaat op het eiland. Aan het einde van de presentatie wordt via de mobilofoon contact gezocht met de toren. En er is goed nieuws; er zijn dolfijnen gezien op een paar kilometer van de kust. Snel worden de zwemvesten en regenpakken uitgedeeld en lopen we naar de RIB's die liggen afgemeerd in het haventje. Als iedereen op zijn plek zit, varen we rustig de haven uit. Maar op het moment dat we de pier gepasseerd zijn gaat direct het gas er op. We zijn begonnen aan de rollercoaster-ride van een paar uur. Na de eerste golven snappen we ook gelijk waar die regenjassen voor zijn; we pakken regelmatig een flinke spray mee.


Na 10 minuten full-speed varen, remt de boot af. De skipper en de biologe (Joana) speuren het water af. We zijn op de plek die door de "look-out" is aangewezen. En al snel is het bingo, we zien een vin boven water komen en dan nog twee, nog vier. Uiteindelijk blijken we een groep van 15 gewone dolfijnen gevonden te hebben. Ze zwemmen vlak langs de boot en verdwijnen weer achter de grote golven, om opeens weer ergens anders op te duiken.
Speciaal voor deze reis heb ik nog een telelens gekocht. Maar al snel blijken ze zo dicht langs de boot te zwemmen en zitten we zo dicht op het water in de RIB, dat mijn gewone lens beter was geweest. Maar die ligt natuurlijk op de hotelkamer.
Toch lukt het me om mijn eerste dolfijn op de foto te zetten;




Dan begint de mobilofoon weer te kraken. Er komt een bericht uit de toren dat er een grote walvis is gezien. Iedereen krijgt de opdracht om weer op zijn kont te gaan zitten en weg zijn we. We varen steeds verder van het eiland vandaan. Af en toe horen we iets onverstaanbaars door de mobilofoon, maar de skipper past direct de koers aan.
En ook nu stoppen we opeens weer midden op de grote watervlakte. Wachten.... een machtig groot beest komt vlakbij boven water; de gewone vinvis. We zien zijn luchtgat en daarna rolt hij zijn hele rug af boven water, totdat de kleine rugvin zichtbaar wordt. En dan te bedenken dat we alleen een klein stukje van zijn bovenkant zien. De andere 90 procent zit onder water.
Terwijl de potvis duikt naar 1500 meter, hebben we vanochtend geleerd, en dan soms wel 40 minuten onder water blijft, duikt de vinvis maar zo'n 20 meter diep. Daardoor komt hij ook meestal na een minuut al weer ergens boven water. De skipper zorgt dat de boot steeds achter de vinvis blijft varen, op minimaal 100 meter afstand, volgens de afspraken die de verschillende "whale watchers" op de Azoren met elkaar en de overheid hebben gemaakt. Maar ja, dat weet die vinvis niet en die duikt dan ook plots op 15 meter van de boot op:




Na bijna een half uur volgen vertrekken we. Omdat in het andere bootje, dat inmiddels is gearriveerd, een natuurfotograaf zit, die het water in wil gaan om foto's te maken. Ik ben blij toe want ik begrijp opeens waar die opmerkingen over het kotsen vandaan komen. Door het rustig ronddobberen, begin ik me aardig ongemakkelijk te voelen. Tijdens het full-speed varen voel ik me beter, heb ik het eerste uur al gemerkt. En ik besluit om de volgende dagen gewoon een pilletje (of twee) tegen zeeziekte te gaan slikken.
Net als we zijn vertrokken valt een mede-spotter flauw in de boot. De koers wordt direct gewijzigd naar het eiland. Joana, de biologe vertelt dat er drie vormen van zeeziekte zijn; gewoon een keer kotsen en klaar. Sommige mensen blijven kotsen en komen er niet overheen. Maar de ergste variant is dat je out gaat. Je lichaam schakelt zichzelf uit. Vooral vervelend als je alleen op een boot zit. Gelukkig komt onze mede-spotter, een Engelsman, weer snel bij. Hem wordt verteld dat we zo snel mogelijk terug naar het eiland gaan. Hij vindt het een beetje overdreven, maar gaat netjes achter me op zijn plek zitten.
Na een paar minuten voel ik de Engelsman tegen mijn rug aanvallen, hij is weer out gegaan! Nu wordt er niet gewacht. De boot knalt full speed door over de golven. Ik moet niet alleen zelf de klappen opvangen, maar ook zorgen dat de Engelsman redelijk overeind blijft. Ik zie dat Joana via de mobilofoon koortsachtig overleg heeft met de basis. Pas een minuut of vijf later, komt de ongelukkige Brit weer bij. Hij weet even niet waar hij is en snapt al helemaal niet dat iedereen zo bezorgd om hem is. Zijn vrouw maakt hem duidelijk dat ze zo snel mogelijk van de boot afgaan. Op de kade staat de (enige?) ambulance al op hem te wachten.


Wij varen zonder de twee Britten direct weer uit. We hebben nog een uur te goed en er is weer iets groots gezien. We varen deze keer vlak langs het eiland in westelijke richting. Onze jongste zoon Tom ziet hem als eerste. Joana roept direct "it's a blue one"; een blauwe vinvis!
Ik ben opgetogen, want hier hoopte ik op. Ik hoopte deze week echt een keer de blauwe vinvis te zien; het grootste dier op aarde. We waren ook niet voor niks in mei naar het eiland gegaan, want rond deze tijd passeren de vinvissen de Azoren op weg naar de Noordelijke IJszee. Maar dat we hem de eerste dag al zien, is natuurlijk geweldige mazzel.
Het is wel een bescheiden exemplaar, want hij duikt steeds ver van de boot weer op. Maar terwijl we proberen dichterbij te komen, roept de skipper opeens dat er ook een vinvis achter ons zit; het zijn er twee! Omdat ook twee andere bootjes gearriveerd zijn blijven wij wachten op onze "achtervolger". Hij duikt een paar keer vlakbij op. Met mijn onhandige telelens lukt het me niet om het grote dier normaal op de foto te krijgen. Wel is goed te zien waarom hij blauwe vinvis wordt genoemd. Terwijl hij er boven water grijs uitziet, zie je onder water een mooi blauw schijnsel als hij naar de oppervlakte komt. 
Na een tijdje raken we zijn spoor kwijt en omdat de tijd er bijna opzit varen we met een tevreden gevoel terug naar de haven. Op onze eerste tocht hebben we de grootste soorten vinvissen gezien. De week kan nu al niet meer stuk. Nou ja, een potvis zou natuurlijk ook nog wel leuk zijn. Joana zegt dat dat vast gaat lukken, want de potvissen zijn de vaste bewoners van dit gebied. Terwijl de vinvissen de zeldzame passanten zijn. Het jaar ervoor zijn er in het hele voorjaar, maar een handvol vinvissen gezien.
Op het terras voor het hotel wordt de tocht afgesloten met een biertje of een flesje limonade. De ongelukkige Brit is ook weer present. Het voordeel van zeeziekte is dat je snel weer op de been bent zodra je weer vaste grond onder je voeten hebt. Ik weet dat ik morgen zeker mijn zeeziekte-pillen ga slikken, want ik heb het ook een paar keer flink voelen draaien.


Binnenkort de terugblik op dag twee!